Jefferson, Thomas (Shadwell, Va., 13 april 1743 – Monticello, Va., 4 juli 1826), Amerikaans staatsman, wijsgeer en kunstenaar, wordt gezien als een van de geestelijke vaders van de Amerikaanse natie. Hij was de zoon van een planter en genoot een uitstekende opvoeding, o.a. aan het beroemde William-and-Mary-College in Williamsburg, en werd daarna advocaat. In 1769 werd hij gekozen in het House of Burgesses, het parlement van Virginia. Ondertussen bleef hij zich ook intensief bezighouden met de landerijen die hij van zijn vader geërfd had.
Het conflict met Engeland, dat zich juist in die jaren begon te ontwikkelen, had zijn volle aandacht. Reeds in 1774 publiceerde hij een pamflet, A summary view of the rights of British America, waarin hij, uitgaande van de natuurlijke rechten van de mens, stelde dat de enige band van de koloniën met het moederland te vinden was in de koning. Juist en speciaal tegen de koning richtte hij zich vervolgens in de Declaration of independence, die hij in opdracht van het Congres in 1776 schreef. In dit uiterst belangrijke geschrift ging hij uit van de natuurlijke gelijkheid van alle mensen op aarde en hun recht op leven, vrijheid en het nastreven van geluk. De aanneming van deze Onafhankelijkheidsverklaring op 4 juli 1776 betekende officieel het begin van de Amerikaanse natie. Als lid van de wetgevende vergadering (sinds 1776) en als gouverneur (sinds 1779) van de staat Virginia bracht Jefferson een aantal wetten tot stand die meer vrijheid en gelijkheid moesten verzekeren (wet tegen de slavernij: verworpen; wet ter verbreiding van kennis: zeer gewijzigd aanvaard; wet ter afschaffing van de onvervreemdbaarheid van erfgoed en van het eerstgeboorterecht: aanvaard; wet op de godsdienstvrijheid: aanvaard). Toen de Britten in 1781 Virginia binnenvielen, moest Jefferson vluchten.
Als lid van het Congres in 1783/1784 had Jefferson een belangrijk aandeel aan het tot stand brengen van het muntwezen en het decimale systeem en in de regeling van de territoriën in het westen. In 1784 werd hij benoemd tot ambassadeur in Frankrijk. Dit verblijf was een groot succes: Jefferson leerde Europa kennen, kwam in contact met de Franse filosofen en bracht belangrijke andere contacten tot stand, resulterend in o.a. een consulair verdrag (1788). In 1790 werd hij door president Washington benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken. In het kabinet begon zijn grote conflict met zijn collega Alexander Hamilton, de minister van Financiën, die geloofde in een sterk federaal gezag. Hamilton was pro-Engels, Jefferson pro-Frans, Hamilton wilde een nationale bank, waar Jefferson fel tegen was. De twist liep zo hoog dat Jefferson ten slotte zijn ontslag nam. Uit de tegenstelling tussen de beide staatslieden groeide ook een partijtegenstelling. Hamiltons aanhangers noemden zich de Federalisten, die van Jefferson de Republikeinen. In 1793 kreeg Jefferson de gelegenheid zich terug te trekken op zijn geliefde buitengoed Monticello (dat hij zelf ontwierp), maar reeds in 1796 riep de politiek hem weer. Zijn partij stelde hem kandidaat voor het presidentschap. Daar hij in het kiescollege drie stemmen minder kreeg dan John Adams, werd hij, volgens de toen geldende regel, vice-president. Als voorzitter van de Senaat, wat hij ambtshalve was, deed hij veel politieke ervaring op, die hij neerlegde in zijn Manual of parliamentary practice (1801). In die jaren werd hij steeds meer partijleider en in de vermaarde Kentucky-resoluties van 1798 zette hij uiteen in welke gevallen een staat het recht had om niet te gehoorzamen aan de federale regering, maar een wet kon nullificeren, een doctrine die later gevaarlijke gevolgen zou hebben voor de eenheid van het land.
Toen echter in 1801 Jefferson zelf president werd, voerde hij een zeer krachtig federaal bewind, waarbij hij zijn vroegere principes wel wat liet varen. Zijn eerste bewindsperiode (1801–1805) was zeer succesvol. Hij had bekwame ministers in Madison (Buitenlandse Zaken) en Gallatin (Financiën), maar geraakte in een pijnlijk conflict met zijn vice-president Aaron Burr, die een landverraderlijke actie met Spanje op touw had gezet, maar in een proces werd vrijgesproken, vooral omdat de opperrechter John Marshall een persoonlijke wrok tegen Jefferson koesterde. Het grote succes van Jefferson was de aankoop van het Louisiana-territorium van Frankrijk in 1803, waardoor het grondgebied verdubbeld werd. Jefferson zond een expeditie onder Lewis en Clark om het land te verkennen en zij waren de eerste blanken die in het gebied van de Verenigde Staten over land de westkust bereikten. In 1804 werd Jefferson herkozen, maar zijn tweede ambtsperiode (1805–1809) werd bemoeilijkt door het steeds toenemende conflict in het napoleontische Europa. Om Amerika’s neutraliteit te bewaren, kondigde Jefferson een handelsembargo af (1807), maar hierdoor kwam de hele handel stil te liggen, zodat de maatregel ten slotte grotendeels ongedaan moest worden gemaakt (1809) en alleen van kracht bleef voor Engeland en Frankrijk.
Na zijn aftreden wijdde Jefferson zich aan zijn studies. Hij was een bekwaam, zij het niet zeer oorspronkelijk filosoof, een goed musicus en een belangrijk architect. Hij heeft in Amerika het classicisme ingevoerd. Tijdens zijn gezantschap in Frankrijk maakte hij uitgebreide reizen door Europa, waarbij hij een diepgaande studie maakte van de architectuur, m.n. die van de antieken en die van het Franse classicisme. In de Verenigde Staten oefende hij tot in onze eeuw grote invloed uit op de architectuur. Hij creëerde een bouwstijl waarbij hij uitging van zowel Romeinse voorbeelden als Andrea Palladio en het is aan hem te danken dat de tempelvorm met koepel en grote portico (portiek op zuilen) zo karakteristiek is geworden voor de bouwstijl van zijn land, vooral in het zuiden. Tot zijn belangrijkste werken zijn te rekenen: het capitool in Richmond, een navolging van het Maison Carrée te Nîmes, gebouwd in samenwerking met Clérisseau (1785–1792); zijn landhuis Monticello, in palladiaanse stijl (1770–1809); en bovenal de universiteit van Virginia, waarvan het hoofdgebouw ontworpen was naar voorbeeld van het Pantheon in Rome (1822–1826). Zijn ontwerp voor het Witte Huis, anoniem voor de desbetreffende prijsvraag ingezonden, werd niet aanvaard. Hij had voorts een groot aandeel in de aanleg van de stad Washington. Zeer belangrijk zijn ook de geschriften van Jefferson, vooral zijn Notes on the State of Virginia (1781–1783), een uitvoerige verhandeling over natuur, flora, fauna, inwoners, bestuur, enz. van zijn geboortestaat. Jefferson was voorts uitvinder en astronoom.
De betekenis van Jefferson als vertegenwoordiger van de individuele vrijheid moet gezien worden tegen zijn 18de-eeuwse achtergrond. Het zijn de ideeën van de Verlichting die hem bezielden. Omdat hij geloofde in de redelijkheid van ieder mens, pleitte hij voor meer en beter onderwijs. Zelf stichtte hij in 1819 de Universiteit van Virginia. Gelijkwaardigheid was volgens hem een natuurlijk gegeven en daardoor impliciet een natuurrecht. Hij was principieel tegen de slavernij, maar als maatschappelijke instelling achtte hij haar voorlopig een noodzakelijk kwaad, omdat de zwarten inferieur aan de blanken zouden zijn. Wel werd onder zijn presidentschap slavenhandel vanuit Afrika definitief verboden (1 jan. 1808). Men kan zeggen dat de idealen die hij nastreefde, later meer verwezenlijkt zijn, en wel door het optreden van het federale gezag, dat hij ooit zo vreesde. Het zijn Jeffersons idealen die Lincoln bezielden bij de afschaffing van de slavernij, en Franklin Delano Roosevelt bij de bestrijding van de armoede. Jeffersons geloof in redelijkheid en vooruitgang heeft een blijvend stempel gedrukt op de Amerikaanse natie en het is vooral zijn humaniteit die van onvergankelijke waarde is gebleven en die latere hervormers in hem ontdekten.