Harry Truman

Harry Truman

Inleiding

Truman, Harry S. (Lamar, Missouri, 8 mei 1884 – Kansas City 26 dec. 1972), Amerikaans staatsman en president van de Verenigde Staten van 1945 tot 1953. Truman, die o.m. werkzaam was als bankbediende en boekhouder, vocht in 1917 als kapitein van een artillerieregiment aan het westfront in Frankrijk. Terug in Missouri, zette hij een winkel in herenkleding op, maar ging failliet. Hij wijdde zich vervolgens aan de rechtenstudie en van 1926 tot 1934 vervulde hij een functie bij een districtshof.

Door zijn integriteit werd Truman populair: in 1934 en opnieuw in 1940 werd hij voor de Democraten tot senator gekozen. Als voorzitter van een speciale senaatscommissie om defensiecontracten te onderzoeken, ontmaskerde hij veel corruptiezaken, wat ertoe leidde, dat president Roosevelt hem in 1944 koos als partner in de campagne voor het presidentschap. Zo werd hij vice-president en toen Roosevelt op 12 april 1945 plotseling stierf, president van de Verenigde Staten.

Truman-Doctrine

Hoewel Truman slecht was voorbereid op de verantwoordelijkheden die het ambt meebracht, bleek hij een krachtig en besluitvaardig president, die niet aarzelde zware beslissingen te nemen. Zijn besluit de atoombom te gebruiken in de oorlog tegen Japan is tot op heden een omstreden beslissing gebleven. In 1947 formuleerde hij de Trumandoctrine, die inperking (containment) van de Russische dreiging beoogde door militaire en economische steun aan niet-communistische landen. In dit kader pasten o.m. de steun aan Griekenland en Turkije, de afkondiging van het Marshallplan voor de wederopbouw van Europa en de oprichting van de NATO.

Buitenlandse politiek

De Amerikaanse politiek was echter niet alleen op Europa gericht. Op 20 jan. 1949 ontvouwde Truman in zijn inaugurele rede het zgn. Punt Vier-programma (het vierde punt in zijn beleidsprogramma voor de komende vier jaar van zijn regering), dat de ontwikkelingslanden steun toezegde om zich vrij te ontplooien en zo de communistische dreiging te weerstaan. Daarmee begon een grootschalige Amerikaanse hulpverlening op economisch en militair gebied, die echter niet altijd even efficiënt geschiedde en vaak belast was met veel politieke bijbedoelingen.

Alert reageerde Truman op de plotselinge aanval van Noord- op Zuid-Korea op 25 juni 1950. Reeds op 27 juni zegde hij de Verenigde Naties volledige Amerikaanse steun toe. In de Koreaanse Oorlog raakte hij in conflict met de Amerikaanse generaal MacArthur, die de oorlog tot China wilde uitbreiden. De kwestie van de relatie tussen burgerlijk en militair gezag was daarbij in het geding en Truman aarzelde niet de populaire generaal te ontslaan (11 april 1951).

Binnenlandse politiek

Zijn doortastend optreden in aangelegenheden van buitenlandse politiek was mede mogelijk doordat het Congres achter hem stond. In binnenlandse aangelegenheden ontbeerde hij deze steun. Daar verijdelde een coalitie van Republikeinen en zuidelijke Democraten het grootste deel van Trumans hervormingsplannen, aangekondigd onder de naam Fair Deal. Wetten die de veiligheid van het land moesten verhogen, werden gemakkelijk aanvaard, maar sociale wetgeving bleek vrijwel onmogelijk. Sterker nog, tegen het veto van Truman in aanvaardden Huis en Senaat de Taft-Hartley-wet. Truman beschouwde de presidentsverkiezingen van 1948 daarom als een referendum over de ‘inertie’ van het Congres. Tegen alle verwachtingen in versloeg hij zijn republikeinse tegenstander Tom Dewey met een redelijke meerderheid.

In Trumans tweede termijn (1949–1953) kwamen weliswaar enkele sociale wetten tot stand, maar plannen tot wezenlijke hervormingen stuitten opnieuw op een conservatief Congres, dat steeds meer geobsedeerd leek door het communistische gevaar. Tegen Trumans veto in werd in 1950 de McCarran-wet op de binnenlandse veiligheid aangenomen, waarbij communistische partijen en organisaties geregistreerd moesten worden. De presidentsverkiezingen van 1952 verloor hij van generaal Dwight David Eisenhower.