November 2000

Op 7 november werden in de Verenigde Staten presidentsverkiezingen gehouden. De belangrijkste kandidaten waren de Republikein George W. Bush, gouverneur van Texas, en de Democratische vice-president Al Gore. In de vroege morgen van de 8ste november feliciteerde Gore zijn tegenstander Bush telefonisch met zijn overwinning. Een paar uur later belde Gore weer op met de boodschap dat hij zich nog niet gewonnen gaf. De definitieve uitslag hing af van de staat Florida en de overwinning van Bush was nog helemaal niet zeker. Zelfs op de laatste dag van november was er nog geen duidelijkheid.

In het twee eeuwen oude electorale systeem van de Verenigde Staten zijn het aantal staten waar men wint en het aantal kiesmannen in die staat bepalend voor het presidentschap, níet wie de meeste stemmen heeft gekregen. Het aantal kiesmannen is gelijk aan het aantal senatoren in een staat, met een totaal van 538. Wanneer een kandidaat in een staat de meeste stemmen heeft gekregen, krijgt hij of zij alle kiesmannen toegewezen. Een kandidaat moet 270 kiesmannen hebben om te kunnen winnen. Al Gore had er 255 en Bush 246. De staat Florida is goed voor 25 kiesmannen. Het grote belang van de staat Florida bij deze verkiezingen was dan ook overduidelijk. Wie hier wint wordt de nieuwe president.

Door deze manier van kiezen via kiesmannen is het mogelijk dat een kandidaat wel de meeste stemmen krijgt, maar geen 270 kiesmannen en dus geen president wordt. De laatste keer kwam dit voor in 1888, toen de zittende president Cleveland het presidentschap moest afstaan aan Benjamin Harrison.

Andere presidentskandidaten waren Ralph Nader (Green Party), waar veel liberale Democraten op hebben gestemd en de rechts-conservatieve Pat Buchanan (Reform Party). Nader kreeg slechts 3 procent van de stemmen. Buchanan verkreeg geen percentage van de stemmen, hoewel hij in Florida door een onduidelijkheid op het stembiljet wel stemmen zou hebben gekregen die eigenlijk voor Gore waren bedoeld.

George Bush en zijn tweede man Dick Cheney wonnen in Alabama, Alaska, Arizona, Arkansas, Colorado, Georgia, Idaho, Indiana, Kansas, Kentucky, Louisiana, Mississippi, Missouri, Montana, Nebraska, Nevada, New Hampshire, North en South Dakota, North en South Carolina, Ohio, Oklahoma, Tennessee, Texas, Utah, Virginia, West Virginia en Wyoming.

Al Gore en zijn tweede man Joe Lieberman wonnen in California, Connecticut, Delaware, de District of Columbia, Hawaii, Illinois, Iowa, Maine, Maryland, Massachusetts, Michigan, Minnesota, New Jersey, New York, Pennsylvania, Rhode Island, Vermont, Washington en Wisconsin.

Het verkiezingsprogramma van Gore was sociaal getint en benadrukte de zorgen over het milieu. Hij is een voorstander van Amerikaans ingrijpen in andere werelddelen wanneer kwesties aan de orde zijn die voor Amerika van groot belang zijn. De campagne van Bush was conservatiever, gericht op sociale kwesties in eigen land, vrije handel en non-interventie in het buitenland, behalve wannneer de veiligheid van de Verenigde Staten in het geding is. Gore en Bush beloofden beiden dat rustiger tijden zouden aanbreken in het Witte Huis, na de twee tumultueuze ambtstermijnen van Clinton.

De 54-jarige Bush, die pas zes jaar geleden zijn intrede deed in de politiek door gouverneur te worden van Texas, beloofde een eind te zullen maken ‘seizoen van cynisme’ van Clinton en Gore, die zijn vader bij de verkiezingen van 1992 versloegen. Hij beloofde eveneens verlaging van de belastingen, verbetering van de scholen, versterking van het militaire apparaat en het herzien van de sociale verzekeringen. Met behulp van familie-connecties en op grond van hoge zakelijke verwachtingen stroomde 103 miljoen dollar in de verkiezingskas van Bush. Een recordbedrag.

De 52-jarige Gore benadrukte zijn grote ervaring, opgedaan in de acht jaar als vice-president naast Clinton, en verkondigde dat Bush niet de juiste achtergrond had om president te worden. Hij wees ook op de enorme economische groei tijdens het presidentschap van Clinton.

Op 30 november was nog steeds niet duidelijk wie de presidentsverkiezingen had gewonnen. Dit was te wijten aan een aantal rechtszaken dat was aangespannen door advocaten en sympathisanten van Gore en Bush. Alle rechtszaken hadden betrekking op de rechtsgeldigheid van de getelde stemmen in Florida. Op 26 november had Florida haar definitieve telling doorgegeven, waarbij Bush won met een meerderheid van 500 stemmen. Gore echter bestreed deze uitslag met het argument dat duizenden stembiljetten in Palm Beach en Miami-Dade nog niet zijn geteld.

Verkiezing Congres-leden

De wetgevende macht in de Verenigde Staten is opgedragen aan het Congres, dat bestaat uit twee kamers: de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. De Amerikaanse kiezers brachten op 7 november ook hun stem uit voor het Congres. In het Huis van Afgevaardigden behielden de Republikeinen een krappe meerderheid, in de Senaat verloren zij zetels waardoor de zetelverdeling tussen Democraten en Republikeinen nu gelijk is. Alle aandacht ging uit naar Hillary Rodham Clinton die als eerste presidentsvrouw meedingde naar een politiek ambt. Zij werd verkozen tot Senaatslid voor de staat New York.

December 2000

De keuze van de president van de Verenigde Staten werd in december een juridische kwestie die door de advocaten van presidentskandidaten Gore en Bush werd uitgevochten voor het hooggerechtshof van Florida en het Federale Hoogerechtshof. Belangrijkste onderwerp was het al dan niet hertellen van van 14 000 omstreden stemmen in de counties Palm Beach en Miami-Dade in Florida.

Op 4 dec. bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof in Washington dat het Hooggerechtshof in Florida ten onrechte handmatige hertellingen had toegestaan. Dit betekende een grote tegenslag voor Al Gore. De druk op Gore om de strijd tegen Bush op te geven steeg, maar Democratisch voorman Gephardt verklaarde dat de partij nog steeds volledig achter haar presidentskandidaat staat. De juridische kwestie sleepte zich voort tot 14 dec. Het huis van Afgevaardigden van Florida had inmiddels besloten de 25 kiesmannen van de staat aan presidentskanidaat Bush toe te wijzen.

In de avond van woensdag 13 dec. gaf Al Gore de race om het Witte Huis op. Hij feliciteerde in een toespraak zijn tegenstander Bush met het presidentschap. George W. Bush wordt de 43ste president van de Verenigde Staten. De inauguratie van Bush is op 20 januari 2001. Opini peilingen die direct na dit nieuws werden gehouden, lieten zien dat de Amerikaanse bevolking geen moeite had met de overwinning van George W. Bush. Ook van de Gore-aanhangers aanvaardde een ruime meerderheid Bush als de nieuwe president.

Op 16 dec. volgden de eerste benoemingen van de aanstaande president. Colin Powell, de voormalige chef van de Amerikaanse Strijdkrachten, krijgt Buitenlandse Zaken onder zijn beheer. Hij is de eerste Amerikaan van Afrikaanse afkomst op een zo hoge regeringspost. Condoleeza Rice wordt nationaal veiligheidsadviseur. Een dag later liet Rice weten dat de Verenigde Staten niet militairen zullen terugtrekken uit de Balkan, zonder hierover overleg te voeren met de bondgenoten. Vlak voor Kerst werden nog vier ministers benoemd: Ann Venemann wordt minister van Landbouw, Handel gaat naar Don Evans, de campagneleider van Bush, Volkshuisvesting gaat naar de in Cuba geboren Mel Martinez en Paul O’Neill wordt minister van Financiën.