Op 19 april 1783 erkenden de Britten bij de Vrede van Versailles hun verlies: de Amerikaanse republiek was daarmee officieel geboren. Er diende zich echter voor de republiek direct een nieuw probleem aan, nl. of de dertien voormalige koloniën tot een ordelijke organisatie in één staat zouden kunnen geraken. In 1781 hadden zij zich verbonden op de Articles of Confederation, een voorlopige grondwet, die de verschillende staten vrijwel onafhankelijk liet en als enig gezamenlijk lichaam het Congres kende, dat slechts enkele maanden per jaar vergaderde. Algauw bleken de euvelen van die al te losse verbintenis. De oorlogsschulden waren groot, de handel was achterop geraakt, het gezag ontbrak en hier en daar kwamen door inflatie bedreigde boeren tot gewapende opstand. Een partij van zgn. Federalisten bepleitte de opstelling van een betere grondwet, een sterker gezag. In 1787 kwam een conventie bijeen te Philadelphia, waar een nieuwe Constitutie werd aanvaard. Daarin werd, op basis van de driemachtenleer van Montesquieu, getracht een evenwicht te vinden tussen vrijheid en orde, tussen de wil van de meerderheid en de bescherming van minderheden. Het kostte echter de grootste moeite de verschillende staten tot ondertekening van deze meer centralistische regeling te bewegen. Pas toen aan de grondwet een ‘bill of rights’ was toegevoegd, bestaande uit tien artikelen die de menselijke grondrechten bevatten (de eerste tien amendementen), werd de tegenstand overwonnen. Daarmee begon het geordende bestaan van de Verenigde Staten als een Unie. In 1789 kon de eerste president, George Washington, zijn ambt aanvaarden. De grondwet was de uiteindelijke voltooiing van de revolutie.