Zelden of nooit heeft een land zo’n snelle ontwikkeling doorgemaakt als de Verenigde Staten in de jaren tussen de Burgeroorlog en de Eerste Wereldoorlog. Het land werd in deze tijd vrijwel voortdurend geregeerd door Republikeinse politici die de nauwste banden hadden met de grote industrie. Alle faciliteiten konden de industriëlen krijgen, in een broeikas van protectie floreerden zij, van inkomstenbelasting hadden zij geen weet (pas het 16de amendement van 1913 zou de grondwettigheid daarvan erkennen) en door corruptie en afpersing verrijkten zij zich nog extra. Een kleine groep grootindustriëlen, ook wel de robber barons genoemd, beheerste het land (John D. Rockefeller, Edward H. Harriman, Leland Stanford, J.P. Morgan, Andrew Mellon, Andrew Carnegie, enz.). Zij maakten zichzelf en daarmee toch ook het land groot. Zij deden veel aan filantropie en stichtten musea en universiteiten. Belangrijk was de wetenschappelijke basis en begeleiding van de industriële groei, de ene uitvinding na de andere werd gedaan (Edison, Eastman, Bell, enz.). De namen van de uitvinders en van de captains of industry uit deze periode zijn in de geschiedenis van de Verenigde Staten ongetwijfeld belangrijker dan die van de grotendeels corrupte politici en presidenten uit dezelfde periode. De materiële opbloei ging gepaard met veel corruptie, die van tijd tot tijd leidde tot schandalen, waar steeds hoge ambtenaren en staatslieden bij betrokken waren. Een enkele hervorming kwam tot stand; in 1883 werd door de Pendleton Act het spoils system, dat rotatie van alle ambtenaren na elke verkiezing inhield, verzacht en dat was een grote verbetering. Maar in het algemeen was de toestand slecht. Doordat er geen controle was op het economische leven braken van tijd tot tijd ernstige crises uit, waarin alleen de sterksten zich konden handhaven (1873, 1893, 1907), maar ook dat behoorde bij het wereldbeeld, dat steeds meer, voor zover men er een diepere beschouwing op na hield, werd beheerst door het zgn. sociaal darwinisme, compleet met de ‘struggle for life’ en de ‘survival of the fittest’, nl. de rijken.