Andrew Jackson

Andrew Jackson

Jackson, Andrew (Waxhaw, South-Carolina, 15 maart 1767 – Nashville 8 juni 1845), Amerikaans staatsman, werd opgevoed in het grensgebied en daardoor zijn hele leven het type van de pionier. Op veertienjarige leeftijd vocht hij mee in de Amerikaanse Vrijheidsoorlog. Hij begon daarna een rechtenstudie en werd op zijn twintigste jaar advocaat. Maar kort daarna trok hij naar het Wilde Westen en vestigde zich in Nashville in Tennessee. Daar huwde hij in 1791 met Rachel Donelson. Hij ging in de politiek, werd lid van het Congres voor Tennessee (1796) en senator (1797), lid van het Hooggerechtshof van Tennessee (1798–1804). In de oorlog van 1812 leidde hij de veldtocht tegen de Creek-Indianen (Slag bij Horseshoe Bend, 27 maart 1814) en daarna bracht hij de Engelsen een vernietigende nederlaag toe bij New Orleans (8 jan. 1815). Deze slag werd geleverd nadat de vrede al gesloten was, een feit dat nog niet bekend was. In 1818 kreeg hij het bevel in de oorlog tegen de Seminolen in Florida. Hij werd gouverneur van Florida (1821) en senator (1823–1825). Bij de presidentsverkiezingen van 1824 kreeg hij meer stemmen dan zijn tegenstanders John Quincy Adams en Henry Clay, maar doordat zij zich verenigden ontging hem het presidentschap. In 1828 won hij echter glansrijk en in 1832 werd hij herkozen.

Jacksons presidentschap is een van de meest krachtige en succesrijke regeringen geweest die het land gekend heeft. Hij trad direct op als exponent van de kleine man, de vertegenwoordiger van de pionier in het westen. Hij voerde het spoils-system in, waarbij het ambtenarenapparaat bij een wisseling van de regering mede vernieuwd werd. Hij was een tegenstander van federale bemoeienis met het maatschappelijk leven en gaf aan de staat Georgia volledig de vrije hand in haar politiek tegenover de Indianen, ondanks een uitspraak van het Hooggerechtshof die de Indianen beschermen wilde. Maar hij bedoelde met dit alles toch niet een verslapping van het federale gezag. Toen in 1832 de staat South-Carolina weigerde de nieuwe tariefwet te gehoorzamen, dreigde hij direct met geweld en dwong de zuiderlingen zo tot inbinden. In hetzelfde jaar kwam hij in conflict met de Bank van de Verenigde Staten, die volgens hem te veel een monopoliepositie innam. Hij sprak daarom zijn veto uit over een vernieuwing van het charter, een daad die hem zeer populair maakte.

In het algemeen heeft Jackson zeer veel bijgedragen tot de versterking van de federale macht en tevens daardoor tot de democratisering van het land. Dat had echter ook minder gunstige gevolgen, bijv. voor de Indianen, die onder zijn regering uit het gehele oosten verwijderd en naar de woestijnen achter de Mississippi gestuurd werden. Het is voorts de vraag of Jacksons bankpolitiek niet wezenlijk heeft bijgedragen tot het uitbreken van de grote crisis die direct na zijn aftreden in 1837 losbarstte.

Hij trok zich terug op zijn buitengoed ‘The Hermitage’ bij Nashville, waar hij achter de schermen nog politieke invloed uitoefende.