Nog eenmaal leek het of de goede oude tijd was teruggekeerd. De Republikeinen bleven tot 1933 aan de macht. Een schijnwelvaart leidde tot oppervlakkig optimisme. In het binnenland keerde men terug tot kras materialisme; in het buitenland hield men zich angstvallig afzijdig van de Volkenbond, maar nam men wel initiatieven tot verdragen die van ontwapening en vrede spraken. Het geestelijke klimaat in de jaren twintig, de roaring twenties, getuigde van onrust en onzekerheid. Voor het eerst werd een generatieconflict openbaar, onder de jongeren zich uitend in vrijgevochtenheid en protest, al was het nog op beperkte schaal. In 1929 barstte de zoveelste economische crisis los, de ernstigste die zich ooit in de geschiedenis van de westerse economieën heeft afgespeeld. In 1932 won de Democraat Franklin Delano Roosevelt de presidentsverkiezingen. Omringd door deskundigen waagde hij het de problemen met flair en visie aan te pakken (de New Deal). In 1936 herkozen, probeerde Roosevelt, met het oog op de internationale situatie, het volk mee te krijgen in een meer internationale politiek. Hij stuitte echter op een muur van verzet. Het isolationisme was zo sterk in deze jaren dat de president het land slechts stapje voor stapje ertoe kon brengen het Duitsland van Hitler te weerstaan. Pas de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 bracht de Verenigde Staten in de oorlog.